Twee reddingsboten, 62 man, 700 mijl uit de kust
27 August 1942. Er is geen SOS uitgezonden. Door de klap van de torpedo was de antenne vernield en de noodzender in de sloep geeft ook geen reactie. De 62 mannen zijn helemaal op zichzelf en de twee overbeladen sloepen aangewezen.
IHet bleek dat we ons bevonden in het hartje van de oceaan. Even ver van New Foundland, de Azoren als van Ierland. In verband met de meest overheersende westenwinden werd besloten naar Ierland te gaan varen. We boften enorm want het was een heel kalme zee en een matige zuidwesten wind. We hesen de zeilen en zette koers naar Ierland, 700 mijl verderop.
Derde stuurman Jacob Visser
De Stuurman schat dat het minstens een maand gaat duren om de afstand naar Ierland af te leggen. Er zijn voorraden genoeg aan boord om dat vol te houden. Maar omdat er twee sloepen vernield zijn bij de torpedering zijn de overgebleven twee nu overvol en slechts 8 meter lang en 2,5 breed. Zo lang het weer kalm blijft zijn ze redelijk zeewaardig maar alle opvarenden snappen maar al te goed dat ze bij slechter weer geen schijn van kans hebben. En de Noord Atlantische Oceaan staan niet bekend om zijn goede weer.
Gelukkig was het weer goed en niet koud. Mijn zeeziekte verhinderde me niet om de inhoud van de boot eens goed in me op te nemen. We zaten als haringen in een ton, zij aan zij. Omvallen kon niet hoe slecht het weer ook zou worden. De stemming was goed wat, voor een groot deel, te danken was aan het feit dat we nog in leven waren en dat we nu niet meer getorpedeerd konden worden.
Assistent machinist Adriaan Kik
Aangezien wij aanvankelijk iets harder liepen dan de andere boot hebben we ons aan elkaar verbonden met twee hieuwlijnen. Onder de buiskap werden de riemen met de bladen naar voren gelegd en zo werd er een slaapplaats gecreëerd voor zes personen. Dat betekende dat iedereen er elke dag twee uur konden slapen.
Derde stuurman Jacob Visser
Voor onze behoeften was het dolboord van de sloep de latrinebalk en de Atlantische Oceaan de latrine. Wat een ruimte en zo fris . Voor groot keek iedereen even de andere kant op. In het begin was het een beetje genant, maar het went vrij vlug.
Er werd twee maal per dag gegeten en gedronken. Het rantsoen was steeds hetzelfde: twee harde scheepsbeschuitjes (ongeveer 5 millimeter dik en 5 a 6 centimeter vierkant) met daartussen een schijfje corned beef, vers van het mes, uit een pas opengetrokken blikje. Dit alles kon doorgespoeld worden met ongeveer 10 kubieke centimeter water, wat wel nodig was wegens de droogte van het geserveerde.
Het weer was ideaal, maar de nachten wat fris en lang. Onze zitvlakken begonnen nu merkbaar pijnlijker te worden van het eeuwige zitten op de harde banken die steeds maar harder werden. Een grote gele vlag werd in de mast gehesen om aandacht te trekken.
Assistent machinist Adriaan Kik