Elke zichzelf respecterende schrijver, die meer dan een paar honderd woorden schrijft, begint zijn op papier gestelde verzinsels, halve – en hele waarheden en memoires, met een voorwoord. Het is bijna net zo logisch als bidden voordat men gaat eten. Het nawoord (danken) is er zo goed als nooit bij. En dat is wel wat gek want je weet in het begin nooit wat je aan het eind van je schrijverij wel weet. Ik neem me dan ook voor dat dus wel te doen. Het zal mij benieuwen wat ik dan nog aan het papier toevertrouw.
Ik ga proberen een reis te beschrijven die ik al enige jaren geleden, 57 jaar om (ongeveer) precies te zijn, heb gemaakt en die zou duren van ongeveer augustus 1941 tot plusminus november 1942.
Dat was dus vanuit Engeland en weer terug in Engeland. Let wel, het zijn herinneringen, wat wil zeggen dat ik de stukken die mij nog vrij goed voor de geest staan aan elkaar moet breien. Exacte data kan ik mij natuurlijk niet meer herinneren, maar ik zal trachten er een beetje verhaal in aan te brengen. Je zou denken, het was oorlogstijd, waarom had ik geen dagboek bijgehouden? Wel, er is geen leven zo monotoon als het zeemansleven. Je loopt wacht, vier uur op acht uur af, en tijdens de vrije uren slaap je, lees je, drink je een glaasje met je collega’s en eet je drie maal per dag. En dat elke dag. Een dagboek zou alleen kunnen verhalen over onze gesprekken en daar is natuurlijk niemand benieuwd naar. En laat ik eerlijk zijn, ik heb er eigenlijk nooit aan gedacht.
Het schip heette ms.’Abbekerk’ waar ik als assistent s.w.t.k. (scheepswerktuigkundige) op werkte in de 4 tot 8 wacht in de ochtend en de namiddag, 7 dagen per week en dat jaar in jaar uit. Is dat monotoon of niet?
Juist omdat er, buiten mijn werk om en buiten mijn schuld, nogal wat gebeurde wat de moeite waard was om herinnerd te worden zal ik het aan de harde schijf van de computer toevertrouwen. Een computer die mij is geschonken door mijn zoon Peter (waarvoor hartelijk dank) die eigenlijk niet meer weet hoe fijn het leven was zonder die moderne uitvinding. Althans dat denk ik. Voorts dank ik Marianne, die mij beloofd heeft de door mij op schrift gestelde tekens eventueel te corrigeren en, indien nodig, in goede (betere) banen te leiden. Hier dus ook, maar dan bij voorbaat, hartelijk dank.
PK: Mijn vader begon het verhaal met te schrijven over 1 reis van de Abbekerk, de laatste. Toen hij eenmaal op gang was besloot hij ook over eerdere reizen en over zijn ervaringen nadat Abbekerk was gezonken. Zo komt ook zijn verlof in New York aan bod en een korte beschrijving van het varen op het SS Maaskerk. Aangezien hij het verhaal nog niet als voltooid beschouwde heeft hij dit voorwoord nooit herschreven voor zijn overlijden in 2001.
————-Â Â Â Â Â Â ——–—–——– ga naar het eerste hoofdstuk >>