Op een zomerse dag in mei, in Nederland en, in de haven van Colombo op het eiland Ceylon, tegenwoordig Sri Lanka geheten, werden de officieren en de overige leden van de bemanning door de kapitein in de salon onder de brug ontboden.
Hier werd door hem bekend gemaakt dat hij bericht had gekregen uit Nederland dat Duitse troepen het land waren binnen gevallen en Nederland zich in oorlog met Duitsland bevond. Als het schip was vol geladen zou het, in plaats van in Nederland, in Engeland worden gelost.
Geheel ontroerd kon hij nog uitstoten: ‘Lang leve Koningin en Vaderland’, en verliet de salon nadat we een hees ‘Hoera, Hoera, Hoera’ hadden uitgeroepen. We verlieten, ieder met zijn eigen gedachten, de salon, niet wetend wat de toekomst brengen zou. Vooral de mannen met gezinnen waren geschokt en gedeprimeerd. Varen zou voor lange tijd niet meer zijn wat het was geweest, dat was wel zeker.
Het was maar goed dat niemand in de toekomst kon kijken. Feit was, dat we totaal onvoorbereid en ongeoefend een taak kregen opgedragen waarvoor we nooit hadden geleerd en dat we moesten opboksen tegen een perfect ingewerkte tegenstander.
En leren deden we. De praktijk zorgde daar wel voor, maar we werden het nooit gewend. We kwamen namelijk heel vlug te weten dat je, als je op zee zat, de kans dat je elke seconde van de dag of de nacht, opgeblazen kon worden heel reëel was, en dat weken of maanden lang achtereen.
Wat maakte dit leven dan wel dragelijk? Ik denk omdat je in een vertrouwde omgeving bleef werken, het werkritme hetzelfde bleef evenals het bed, het eten en drinken en alles wat bij het varen hoort, en laten we een belangrijk aspect niet vergeten, de medewerkers aan boord bleven dezelfden. Dat is heel wat anders dan opgeroepen worden en met een heel stel vreemden naar onbekende bestemming gestuurd worden. Nog van niets wetend, brak er een tijd aan die voor miljoenen mensen, letterlijk en figuurlijk, de wereld op zijn kop zette. En dus ook voor mij.
Toch wil ik niet nalaten de tijd die tussen 5 mei 1940 en de dag van vertrek van voornoemde lange reis nog even te memoreren. Bij nader inzien zaten daar ook nog al wat ruwe kantjes aan. In feite werden we allen, en ieder op zijn eigen wijze en op eigen kracht, gratis voorgesteld aan een totale oorlog.
Toen we Colombo verlieten, met een vol geladen schip, wisten we dus dat Engeland ons einddoel was. Dat was nog al een hele afstand. Hoelang die trip duurde weet ik niet meer, maar we kwamen zonder ongeregeldheden bij Engeland aan. Daar werden we naar de haven van Belfast gedirigeerd alwaar we ten anker gingen.
<< vorig hoofdstuk ————————————–volgend hoofdstuk >>