Een paar dagen later voeren we uit om konvooi te vormen wat bestond uit een aantal middelgrote passagiersschepen, afgeladen met mensen in legeruniform, en een paar vrachtvaarders. Er was een viertal torpedobootjagers ( destroyers ) druk doende om nog wat bevelen van de Commodore op te volgen. Het geheel, om te zien, een geruststellende ambiance.
Zoals te doen gebruikelijk werden de vrachtschepen aan de buitenzijde geformeerd wat natuurlijk wel leuk is voor de passagiersschepen. Toch gebeurde het dikwijls dat de onderzeeboot zich in de nacht voor het konvooi liet zakken en midden tussen de schepen naar de oppervlakte kwam om de rijke buit van daaruit te bestoken.
En daar hoopten we dus maar op. Ikke, ikke, ikke en de rest kan stikke. Het was natuurlijk niet ons motto en we zeiden dat ook niet hardop, maar we dachten het wel. Niemand wil graag een dode held zijn. Per slot van rekening was ik nog maar 22 jaar oud en nog lang niet, der dagen zat.
Langzaam werd naar de Atlantische Oceaan gevaren met een door de commodore opgegeven snelheid.
Ten einde de hoogst mogelijke snelheid te varen die mogelijk was vroeg de Commodore, middels de seinvlaggen, de schepen hun kruissnelheid op te geven. Laat nu ons schip de hoogste snelheid opgeven [17 mijl]. Het werd nu zo dat het konvooi zich aan de snelheid van het langzaamste schip, en dat bleek zo’n 13 a14 mijl te zijn, aan zou passen.
Voorts kregen we nog een leuke verrassing in de vorm van een slagschip genaamd HMS Warspite*. Met nog wat aanhang die aan onze verdediging werd toegevoegd. Een imponerende machtige grijze kolos, waarvan je dacht hoe is het mogelijk dat dit bonk staal blijft drijven. Later, toen het weer aanzienlijk verslechterde, werden de kanonnen naar b.b. en s.b. gedraaid om te verhinderen dat enorme hoeveelheden overslaand buiswater door de kanonloopsleuven in de geschuttorens zou storten. Het schip zelf bewoog, door zijn enorme massa, zo goed als niet. Het buiswater sloeg tot halverwege het schip. Als je niet beter wist zou je denken dat hij klaar was voor onder water. Je zou haast zeggen dat de ontwerpers dachten dat Archimedes alleen maar met het menselijk lichaam had geëxperimenteerd. Dit moet je werkelijk gezien hebben om te geloven. Een machtig gezicht van een machtig schip.
Het kon eigenlijk niet uitblijven, maar na een paar dagen van langzaam varen begonnen de motoren te vervuilen. Dit uitte zich in een vette afzetting in de uitlaatpijp en de geluiddempers met als gevolg overdag een vette grijsblauwe rook en ’s nachts een mooie vonkenregen. Het konvooi was er niet op uit om aandacht te trekken en de Commodore vroeg de Kapitein de vonkenregen in te dammen tot nul. De gezagvoerder en de hoofdwerktuigkundige gingen in conclaaf en kwamen tot de conclusie dat de motoren een poosje volle kracht zouden moeten kunnen draaien. Helemaal geen rook dus.
Dit werd weer aan de commodore geseind, die toestemming gaf een uur voor het donker worden de konvooilinie te verbreken en een rondje volle kracht naast het konvooi te maken.
De hoge uitlaattemperaturen brandden de vuile vette binnenzijde van de schoorsteen lekker schoon.
Vraag niet wat zich boven de schoorsteen, in de buitenlucht, afspeelde. In ieder geval was de vonkenregen weer voor een nacht uit de lucht. Dit ritueel werd dan ook elke dag herhaald.
Voor de rest verliep de reis zonder moeilijkheden en kwamen we uiteindelijk in Kaapstad** aan.
- see comment below
<< vorig hoofdstuk ———————————————————–volgend hoofdstuk >>